Ik heb geaarzeld om hiermee naar buiten te komen. Want hoewel het klimaat globaal opwarmt, wordt het maatschappelijke klimaat jegens de korte broek steeds killer en vijandiger. Toch wil ik mijn verhaal doen. Wie weet kan het anderen helpen.
Van de kleuterschool tot het zesde middelbaar heb ik consequent en seizoensoverschrijdend korte broeken gedragen. Zoals het geval is bij de meeste tradities, zijn de oorsprong en het nut ervan nog moeilijk te achterhalen. De legende gaat dat ik van huize uit ooit gedwongen werd om bij sneeuwval een lange broek te dragen. Na deze eenmalige toegift, zou ik in een bui van overmoedige tegendraadsheid geroepen hebben: nie wieder.
Is mijn liefde voor de korte broekspijp een bouwsel van sociale omstandigheden, dan wel een product van zorgvuldig geconserveerd zelfbedrog? Dat lijkt me voer voor therapeuten. Feit is dat ik – tot vreugde van mijn omgeving – mettertijd een proces van deradicalisering heb doorgemaakt. Sinds mijn universitaire jaren draag ik nu frequent lange broeken. Tijdens de wintermaanden wordt de short zelfs enkel voor sportieve doeleinden gedragen.
Maar eens de thermometer 20 graden aangeeft, borrelt die onbeheersbare drang weer op. Het verlangen naar onbegrensde vrijheid. De tactiele gewaarwording van de wind die bij het fietsen door de beenharen strijkt. De frivole levenslust die door de streling van het zonlicht langs mijn benen omhoog kruipt en de rest van mijn verder weinig imposante lijf een welkome scheut energie schenkt.
Ik bekijk het zo. Alles op onze blauwe planeet overleeft bij gratie van zonlicht. Welke waanzin is het dan om onze onderste ledematen hermetisch af te schermen van deze levensbron?
Nu wil ik me bij dit weer niet verbranden aan de kachel van het eigen Grote Gelijk. Ik breng begrip op voor de esthetische besognes ten aanzien van korte broeken. De visuele horreur van melkwitte en/of bepuiste benen in combinatie met hoog opgetrokken witte kousen en sandalen…
De valkuilen zijn inderdaad even diep als talrijk. Maar laat ons wel wezen: het werkelijke probleem zijn in dezen niet de geroutineerde dragers van korte broeken. Wel de adepten van lange pijpen die overmoedig worden bij de eerste hittegolf en zich roekeloos in die ene korte broek hijsen, die vaak nog eens gedrenkt is in een clowneske kleur.
Ik erken ook dat korte broeken in de professionele sfeer tricky business zijn. Zeker omdat zovele werkplekken de stemmigheid hebben van een rouwkamer, waar mannen wegkwijnen in de kerker van het driedelige maatpak. Mijn werkgever stelt zich gelukkig erg coulant op tegenover korte broeken. Bij externe gelegenheden waar ik het woord voer, vind ik het evident dat ik mijn kledij aan de context aanpas. De vorm mag de boodschap niet in de weg staan.
Voor het overige huldig ik het principe van Laszlo Bock, de personeelschef van Google: “You don’t need a suit to be serious”. Sterker nog: wie geloofwaardig en competent weet over te komen in korte broek, is het gewoon echt (ja, mijn werkgever leest mee).
(Verschenen in De Morgen van 4/7/2015Â als Bijgedachte bij “Een korte broek: kan dat?“ )