Ik ben de ideale man. Ik zeg dat niet zomaar. Welnee, de bewijslast is ronduit overweldigend. Proper op m’n eigen, een bovengemiddelde fysieke conditie, op de hoogte van wat er reilt en zeilt van de parochie tot de VN én behorende tot de bezittende klasse middels een niet onaardig stukje vastgoed. Ik heb bovendien niet meer aansporing nodig dan anderhalf glas cava om onaangekondigd een buffettafel te vullen met mijn gevoelens.Â
Ik ben niet scheutig met het rondbrieven van zulke bekentenissen, want niks is zonder gevaar. Mijn soort is namelijk vogelvrij verklaard. Reeds vele jaren organiseren vrouwenbladen een klopjacht op mijn species. Week na week, ontelbare jaargangen lang. Je houdt zoiets niet vol.
Daarom is het wijselijk voor een ideale man om zich een vermomming aan te meten. Geen overbodige luxe. Stel je maar eens voor dat je identiteit uitlekt en vrouwen bij de minste gewaarwording tot ovulatie in hormonale slagorde de oprit komen bezetten… Nee, ook een ideale man moet aan de buren denken.
Over de jaren heb ik mijn maskerade weten te perfectioneren tot een niveau dat internationaal benijd wordt. Ik begeef mij derhalve op het publieke toneel als een ietwat verlegen, sociaal onhandige jongeheer, die op deerniswekkende wijze de verkeerde kleuren combineert en steevast de juiste dingen zegt op het verkeerde moment. Of omgekeerd.
Slechts af en toe weten vrouwen mijn dekmantel te lichten en treffen zij mij midscheeps in de dubbele romp rond mijn copieuze gevoelswereld. Een ideale man kruipt dan niet kniezend in een hoekje. Hij incasseert met waardigheid, geniet zolang het duurt, leert uit zijn fouten en hoopt op de regenererende kracht van zijn façade.
Teneinde de voortschrijdende bestendigheid van mijn cover te onderwerpen aan de test der empirie, treed ik geregeld naar buiten. Onvermijdelijk raakt men dan verstrengeld in de gulzige machine van het sociale verkeer waarbij men mensen tegenkomt die men nooit eerder tegenkwam.
Het ontegensprekelijke nadeel daarbij is dat je die mensen na verloop van tijd bijna altijd beter leert kennen. De zelfopgelegde uitdaging van de ideale man op undercovermissie, bestaat er dan in om een nooduitgang te klieven richting herwonnen vrijheid. Zonder herkend te worden, dat spreekt.
“Mag ik uwe suiker efkes lenen?”
Naast mij in de koffiezaak was een stel voorkomende laarzen komen te zitten. De mate waarmee het leder van de laarzen boven de knieën van de bezitster uittorende, liet vermoeden dat de visserslaarzen zich op het belendende rek in de winkel situeerden.
Ik was dadelijk gealarmeerd door haar eerste vraag. Het begint namelijk altijd met een vraag over suiker. Stroop bij de val. Compact antwoorden is dan de boodschap.
“Natuurlijk. En hou maar bij, ik gebruik geen suiker.”
Ze bedankte en zoette met afgemeten doses haar muntthee. Vervolgens reikte ze naar haar handtas, waar ze een opgerolde Humo uit tevoorschijn haalde. Toen ze de eerste bladzijde omsloeg, ging haar telefoon. Weer dook ze in haar handtas. Ze stond recht om doelmatiger de inhoud van haar handtas te baggeren, tot ze de bron van de ringtoon op het spoor kwam.
Uit haar begroeting leidde ik af dat de ingezetene van de laarzen ‘Anouk’ heette. Een naam die niet paste bij de laarzen, die op hun beurt niet pasten bij de vrouw – maar wie ben ik? Het gesprek ging over spelden en materiaal en dat de werkjes van vorige keer ook mee moesten en tot straks en kuskuskus.
De laarzen gingen weer zitten. Een van haar knieën stootte daarbij tegen het tafeltje tussen ons. Een kwart van mijn koffie morste over de rand. Dat ontstemde mij geenszins, ook al was het – achteraf bekeken – een voorschot op het ongemakkelijke gesprek dat nog zou volgen.
“Sorrysorrysorry“, vatte ze haar spijt over het gebeurde samen.
“Geen zorgen, er is niemand levensgevaarlijk verbrand.”
Die pseudogevatte replieken met licht ironische inslag, dat moet u weten, maken integraal deel uit van mijn vermomming.
Ze vroeg mij wat ik aan het lezen was, terwijl ze met een tissue de schade sopte. “Een artikel over de snel veranderende politieke toestand in Myanmar.” Ik probeerde mezelf nog een gedesinteresseerde intonatie aan te meten om de slippen van mijn dekmantel niet te lichten. Doch zij schonk weinig verdere aandacht aan mijn antwoord. Met een omzwerving langs haar recente Thailand-ervaring, navigeerde ze het gesprek weer naar zichzelf. Oef.
“Ik moet over een halfuur al in de kantklos zijn”, kondigde ze na een blik op haar gsm ongevraagd aan.
Groot was mijn verbazing toen zij daaraan toevoegde dat ze ook haar vriend meetroonde naar deze activiteit. Wat andermaal bewijst dat mannen, gegrepen door de liefde, tot de meest abjecte verrichtingen in staat zijn. Gelukkig bestaan er echtscheidingen om in een aanpalende levensfase het moorden te voorkomen.
Nu zou het mij vanzelfsprekend weinig moeite gekost hebben om een eind weg te kouten over de finesses van het kantklossen. Bij een ideale man zit die vaardigheid in de basisuitvoering. Maar ik ademde drie keer in en uit en drukte enkel mijn stille verwondering uit. Het scheelde niet veel of ik begon nog spontaan over mijn masterclass cup cakes-bakken. Ook nu neep ik evenwel mijn strot professioneel af.
De minuten verstreken. De nooduitgang kwam in zicht. De laarzen zaten al die tijd gekruist naast mij. De bovenste laars veerde enigszins nerveus op en neer. Ondertussen deed ik wat er van mij verwacht werd: verder lezen met de neutraalste der blikken.
De laarzen bevrijdden zich uit hun verstrengeling en hesen hun eigenares naar rechte stand. We wisselden een afscheidnemend knikje, waarop de laarzen zich in beweging zetten.
Toen zij de deur bereikte, merkte ik dat haar magazine op de vloer was blijven liggen. Als een estafetteloper met verlatingsangst holde ik haar na om de gedateerde Humo te overhandigen.
Dat vond ze kennelijk een mooi gebaar. “Super bedankt.” Ik kon mijzelf wurgen. Zo opzichtig te koop lopen met mijn zorgvuldig geconserveerde geheim. Ik minimaliseerde mijn goede daad door te stellen dat het een geringe moeite was en keerde terug naar mijn uitgangspositie.
Onderweg stootte een bebaarde man mij aan vanuit zijn fauteuil. “Het tocht hier”, fluisterde hij met een jolige ondertoon die bij minder ideale mannen niet zelden een vuistslag ontlokt. Hij wierp kortstondig een blik naar mijn kruis.
Daar voorkwam vijf centimeter ritsopening de ontdekking van de voortwoekerende bewijslast van mijn ideale man-zijn.
In een dwaze zoektocht naar deidealeman, beland ik hier. Ook België. Wat een heerlijk stuk. …..echtscheidingen om in een aanpalende levensfase het moorden te voorkomen. 🙂
Nepen? is dat Vlaams? Of ook onderdeel van uw dekmantel.
Nijpen is inderdaad een woord dat nogal eens in Vlaanderen gebruikt wordt.
http://www.encyclo.nl/zoek.php?woord=nijpen
Ik gebruik het zo spontaan dat het wel tot mijn dekmantel moet behoren.