Ze kefte nog iets van haar gevoelens, maar dat had ik niet helemaal begrepen. Hij ook niet, en al langer dan vandaag. Een chronisch onbegrip van haar gevoelswereld dat hier, aan deze kleinstedelijke achterkant, aanleiding gaf tot een schijnbaar onherstelbare fractuur in hun adolescente kalverliefde.
Terwijl zij zich schokschouderend en nog nahappend van woede verwijderde van de gekrenkte setting, keek hij haar met geglazuurde ogen na. Klaar om te verschrompelen tot een braakbal van uitgekotste liefde.
Werktuigelijk hengelde ik in het passeren even verbaasd zijn op grond getuinde papieren op. Bijna kozen ze de weg van de opstekende wind. Gekopieerde nota’s van het vak Inleiding tot het Recht.
Ik ontwaakte hem uit zijn rouwende verdoving met de vaststelling dat we beter even doorliepen om beschutting te zoeken tegen de neerplensende regen. Hij schuifelde gehoorzaam achter mij aan, starend naar de vluchtweg waar zij al lang niet meer te bespeuren viel.
Onder een gevel-stelling overhandigde ik hem de papieren van onder mijn vest, waar ze min of meer waterdichte beschutting vonden na hun bevlekkende contact met het asfalt. Ik voegde er een korte voorstelling van mijzelf bij, gevolgd door een welgemeend peilen naar zijn toestand. Om niet te zeggen dat ik vroeg hoe het met hem ging.
“Brecht”, liet hij het antwoord op mijn ware vraag geheel in het midden. “Ja, sorry zeg.”
Hij ademde zwaar door zijn neus, de fantoompijn van zijn gemankeerde liefde verbijtend. De metalen loopplanken van de stelling ratelden onder de sardonische regenbui. (In een minder omzwachteld genre zouden we van kakweer gewagen.)
“Fuckfuckfuck! Ik ben zo….” Hij spande zijn slapen tussen duim en middenvinger. “… een dommekloot.”
“Die dingen gebeuren”, stelde ik. “Maak uzelf zo geen verwijten.”
Een vlotte interventie, zij het niet het best passende stukje in de amorfe puzzel van het troostproces. Maar lang niet slecht voor iemand met het troostend vermogen van een kameleon in de lommerte. En alvast beter dan de dominante respons die op mijn lippen besloten lag: ander en beter.
Mijn woorden konden zijn kwellage niet stillen. “Ik wil ze terug”, hijgde hij, tussen het wegslikken van het opwellende traanvocht door. “Dees mag nie. Dees mag ech, éch nie”, verraadde hij nog zijn ware afkomst.
Na enkele herfraseringen van zijn doelstelling, vroeg Brecht mij om een plan van aanpak. Om haar terug te winnen. Om van Sofie terug “zijn” Sofie te maken.
Ik raadpleegde de voegen van de stoeptegels voor verlossing. Naar mijn inschatting had ik lang genoeg staan weken in het lauwe bad van hun bekoelde liefde. Maar mededogen haalde het in deze van eigen comfort.
Met een daadkrachtig “bon” richtte ik het hoofd weer naar Brecht. Helaas had hij zijn vraag tijdens mijn geveinsd prakkeseren niet laten varen.
Zodus adviseerde ik een two-step-flow-strategie, die ik – wees gerust – niet als dusdanig benoemde.
Het kwam erop neer dat een gemeenschappelijke kennis bij Sofie het heimweegehalte naar haar voormalige Brecht zou opmeten. Daarop zou hij dan een geschikt moment kiezen om weer contact te leggen. Vooral het gedeelte waarin hij bij meerdere herhaling uitspreekt dat hij een “dommekloot” is geweest en de volledige schuld voor het spaaklopen van hun relatie opvordert, zou van meer dan vormelijk belang zijn in de verwikkeling.
Een generieke strategie van dertien in een dozijn, kunt u mij verwijten, en het is de waarheid. Maar ik wist tenslotte geeneens het fijne van wat er gebeurd was. Daarnaar vragen, is zelfs niet in mij opgekomen.
Niettemin scheen Brecht een hoopscheppend genoegen te putten uit mijn repliek. Hij had zelfs al een tussenpersoon in gedachte. Met Facebook is zo iemand tegenwoordig in geen tijd gevonden, bedacht ik mij in de slipstream van zijn herwonnen geestdrift.
Ja, ’t was in weze geen slechte gast, die Brecht – volgens mijn beperkte inschatting althans. Met zijn gemillimetreerde stoppels en confuus haar, droeg hij een zekere slordigheid mee die er verdacht gestyled – en dus niet bedreigend – voorkwam.
Zijn Sofie was – volgens mijn al even beperkte waarnemingen – ontegensprekelijk een welgekomen verschijning. Maar nu ook niet om blind de straat voor over te lopen. ’t Moet zijn dat er ook een fantastische persoonlijkheid in die gelaarsde furie logeert.
Met een hartelijke succeswensing en een timide begroeting, scheidden wij onze wegen. In een commercialiseerbare vertelling zou het weer die avond onderhand opgeklaard zijn. In deze stortte het water zich even radicaal uit de hemelse hoogte bij wijze van open einde aan dit drama op postkaartformaat.