Pensioensparen: ja of nee? Dat was de vraag die ik van de week kreeg voorgeschoteld.
Nu ben ik nooit te beroerd om vooruit te blikken, zelfs al ligt het moment waarvan sprake nog een kleine 45 jaar voor mij uit (gegeven dat er niet gerommeld wordt aan de pensioenleeftijd). Toch bekruipt mij in dit geval een sentiment van twijfel, dat als een slag van de voorhamer tegen een kinderbeen mijn anders zo onaantastelijke besluitvaardigheid ondermijnt.
Die twee luttele percenten die van mijn riante brutoloon zullen worden afgehouden, moet ik op zich niet vrezen. Ze zijn bovendien fiscaal aftrekbaar! Maar dat is dan weer meer werk bij het invullen van de belastingsbrief en vergt daarbij nog eens bijkomende controle van onze oververwerkte ambtenaren.
Ik denk uiteindelijk dat ik toch ga passen. Noem mij na?ef, maar ik reken op mijn wettelijk pensioen. Wat die priv?-verzekeringen uitvreten met onze gecumuleerde vermogens op de beurs langs allerhande bedenkelijke transacties, is mij nog een groter raadsel dan wat de overheid er mee doet (beschutte werkplaatsen zoals het koningshuis en universiteiten subsidi?ren).
Bovendien ben ik niet van plan om mijn oude dag als postmoderne hedonist te spenderen door mijn tijd te verdrijven met allerhande zogenaamd verrijkende wereldreizen. Dat zal tegen die tijd trouwens z? jaren ’00 heten, want de meeste vakantiebestemmingen zijn dan allang opgegaan in de oceaan en de Noordzee zal bij vloed tot aan mijn oprit komen.
Wie zei ook alweer dat optimisme een plicht is…
een of andere filosoof… …maar filosofen zijn dan ook de laatste mensen die je moet geloven.