Ik ben zo vrij om verder te gaan met de rapportanalyse die mij in het tweede semester van het vijfde middelbaar had gebracht. Het eerste semester was briljant uitgedraaid in zijn matigheid. De ambitie aan het begin van het tweede semester was niet minder dan een herhaling van dit waagstuk.
De tweede jaarhelft werd eerder voorspelbaar ingezet: een buis voor wiskunde (8) en de gebruikelijke randgevallen Frans, biologie en fysica. Wel verschillend ten opzichte van eerdere rapporten was het negatieve oordeel van het onderwijskorps. Verontwaardiging, niet zozeer over de resultaten, maar wel over mijn vermeende veranderde persoonlijkheid. Die zou “nóg speelser” zijn geworden. Kapoen die ik ben!
Maar er is meer. Mijn deviante persoonlijkheid zou ook de integriteit van onschuldige derden aantasten. Bewijzen daarvoor zijn er niet, maar men laat toch niet na om zich van de indruk te ontdoen. Ik zal maar toegeven dat ik de onbeheersbare neiging heb om anderen mee te slepen in mijn val.
Maar blijkens deze zin is er nog meer aan de hand: “Voor Nederlands heb je geen voorbereiding gemaakt en voor wiskunde een serieuze steek laten vallen”. Kenners beraden zich nog over het zeugma-houdend karakter van deze zin, maar afgezien daarvan ga ik niet ontkennen dat ik voorbereidingen tijdverlies vind. Maak het direct tegoei. Gelukkig voor het behoud van mijn ego, krijg ik alsnog een pluim voor informatica.
Na februari komt maart, zo stelt onze kalenderindeling onverbiddelijk. Doch blijkens mijn nauwgezette archieven, werd er niet aan evaluatie gedaan die maand. De geruchten als zou ik deze bladzijde verduisterd hebben middels een gesmeerd verteringsproces, wil formeel ontkrachten.
April dan maar, want die maand ziet er verdomd goed uit, vrij van elke vorm van rode markeringen. Wiskunde tikt professioneel op 11 af. Verder verval is er echter voor Nederlands. Een vergetelheid van mijnentwege blijkt hieraan ten grondslag te liggen. Een taak vergeten inleveren, dat overkomt de besten.
Ik wil mij niettegenstaande verzetten tegen deze verwerpelijke vorm van communicatie langs het rapport. Daar levert ze namelijk niks meer op. Een vriendelijk verzoek vooraf had wellicht genoeg geweest om de potentiële conflictsituatie te ruimen. Communicatie, zeker in het onderwijs: het blijft een gewaagde discipline. Al een geluk dat men geen verdere achteruitgang ziet in mijn manische driften tot speelsheid.
Helemaal saai wordt het in mei. Voor de eerste keer in mijn schoolse geschiedenis, blijft het opmerkingenveld onaangetast in zijn maagdelijke witheid. Nochtans valt deze keer een falen te rapporteren inzake mijn kennis van de chemische wetenschappen. Het moet zijn dat de ganse klas “een klet aan zijne rekker had”, om dat maar eens in vroeg 21ste-eeuwse jongerentaal te zeggen.
Ontredderd door zoveel apathie, worden de eindexamens niettemin aangevat. En ik hou u maar niet langer in spanning, want dat zou zich maar eens moeten wreken op uw darmen. De officiële geschriften trouw blijvend, heb ik het “er behoorlijk van afgebracht”. Die 52% van wiskunde doet deugd, al scoor ik daarmee wel de volle 2% onder het klasgemiddelde. U merkt het, de richting Economie-Wiskunde kende een uitzonderlijke lichting modelstudenten. Toch zou ik met die score toch wel eens in moeilijkheden verzeild kunnen raken, aldus de autoriteiten. Je weet inderdaad maar nooit, met dat speelse karakter van mij.