In vorige episodes van mijn middelbare schoolsaga dat het derde middelbaar voor bepaalde vakken kantje-boortje was. Maar het happy end sterkte mij in de overtuiging dat het concept “dagelijks werk” met zijn talrijke toetsen en huistaken als directe uitlopers, niet meer is dan een middel voor leraars om de schijn hoog te houden dat ze toch wel een zwaar beroep hebben, dat nog veel werk na de uren vraagt. Op het eindrapport scheelt die handel hoogstens een paar luttele percentjes.
Het vierde middelbaar was in zijn globaliteit nog geen slecht jaar. Ja, zelfs de leraars waren in meerderheid aangename tot fijne mensen te noemen. Mensen voor wie het leven meer is dan Prozac en Temesta. Het is echter ijdele hoop om te vermoeden dat deze constructieve omgeving een dito effect zou sorteren op de maandelijkse rapporten. In september dook het wiskunde-spook alweer de kop op. 10/20 zou genoeg zijn, 9 is dat niet. De klastitularis laat zich dan ook niet tot creativiteit verleiden bij het afscheiden van zijn commentaar:
Slechte evoluties moeten altijd ergens beginnen, zo dacht ik niet echt bij mezelf. Oktober bracht dus nog meer vakken met ellendige, kortetermijnige kennistesten. En als een trage starter dan eindelijk nog eens boven de helft voor wiskunde weet te scoren, dan introduceren de didactici een nieuw vak, geheel buiten mijn medeweten om: chemie. Al een geluk bij een ongeluk dat biologie voor dat jaar was afgevoerd, of er hadden vier in plaats van drie cijfers rood onderstreept geweest.
“Jij kan een stuk beter”. Dat vind ik nu mooi: dat vooruitgangsoptimisme, het onverbeterlijke geloof in de intrinsieke goedheid van de mens… Bijna de moeite om een tandje bij te steken en een bescheiden offensief te plannen! En daar dan nog bijna in slagen ook! Alleen spijtig dat juist in november dan weer geschiedenis een onbedoelde duik maakt. Nochtans is dat een zeer interessant vak dat mij op zich wel ligt, edoch in tegenstelling tot wat leraars altijd beweren – “het hangt allemaal van jezelf af, Jelle” – hangt het toch ook wel een beetje van hen af. Gelukkig is er de topscore van 20/20 voor informatica die mijn zelfbeeld van miskend genie in stand houdt.
Onderaan ziet u ook dat er nog achtergehouden cijfers voor Duits staan vermeld. Een 14 in november, maar dat mocht misschien wel, gezien de 9/20 in oktober. Dat addendum betekent dat er dus eigenlijk vier buizen waren in oktober, wat een en ander er hoegenaamd niet minder pijnlijk op maakt. Maar afgezien van dat akkefietje, mag de uitgangspositie voor de kerstexamens bevredigend genoemd worden. Goede moed dus!
En met goede moed geraak men ver, zo blijkt, want over dat examenrapport valt eigenlijk weinig te zeggen: dan eens iets in de 50, het merendeel in de 60, een zeldzame keer iets in de 70, een uitermate zeldzame keer een 90. Met dank aan die laatste uitschieter, klokt het gemiddelde af op 69%. In die tijd dwong dat bij mijn puberende sociale omgeving een hogere graad van respect af, want ik hoef u als vaste lezer van de 2girls niet te vertellen dat dit cijfer in de taal van Molière verband houdt met de mutuele orale bevrediging. Jaja, toen leerden de kinderen nog verbanden leggen op school!