Recent ploeteren op stoffige zolders, brachten alhier kostbare stukken geschiedschrijving naar de oppervlakte. Het betreft de rapporten van Jelle G. tijdens diens middelbare schooljaren.
Tien jaar na datum zijn de feiten verjaard, en dus zal ik in de komende dagen en weken de stukken publiek maken. Het mysterie van het welslagen van Jelle G. in het secundair onderwijs zal daarmee voor eens en voor goed opgehelderd worden.
Mijn avontuur begint in het eerste middelbaar, in de klas 1A1. Een richting mét Latijn. Niet dat er veel talent in die richting te bespeuren viel, maar “al mijn vriendjes doen dat ook”, was een afdoende argument om deze keuze te rechtvaardigen.
Het eerste septemberrapport bevatte weinig cijfers en dus konden er al op zich minder drama’s gebeuren. Al wees de 17/30 voor wiskunde reeds in een bepaalde richting. Een neerwaartse meer bepaald.
En inderdaad, een maand later tuimelde dat cijfer voor wiskunde onder de slaaggrens.
13/30 is nu eenmaal naar schoolse normen te weinig. In het commentaar klinkt het dan ook vermanend “inhaalles aanvragen”. Die raad werd opgevolgd. Of toch, voor twee weken. Want mijn pogingen om dit achtste uur op een dinsdag ietwat vermakelijker te laten verlopen, werden niet in dank afgenomen door het onderwijzend personeel van dienst. U kent de procedure ongetwijfeld: men krijgt drie kansen en bij de vierde opmerking worden er nota’s gedeclareerd in de agenda. Toen ik peilde naar de precieze hoeveelheid opmerkingen achter mijn naam, werd deze vraag mij prompt aangerekend als een vierde waarschuwing en werd de rode balpen erbij gehaald. Op die manier kan men natuurlijk van iedereen een delinquent maken.! Maar goed, gedaan met inhaallessen, al was dat volgens de lerares “geheel op eigen risico”. Heavy!
Alle goede dingen komen in drie, zo ook de tekorten op dat tweede oktoberrapport. Aardrijkskunde en biologie schopten mijn gemiddelde verder onderuit. Voor biologie leert de commentaar op het rapport ons: “werk te laat & onvolledig”. Dat zou best wel eens kunnen kloppen, maar wat dan nog? Het werk van de regering is ook niet altijd volledig en bovendien dikwijls te laat. Dat heet dan een non-argument.
Voor aardrijkskunde laat de commentaar oneerlijk gedrag van mijnentwege doorschemeren: “nota’s op bank”. Nu lijkt het mij al te goedkoop om op basis van een open liggende map mensen te betichten van oneerlijk gedrag tijdens een proefwerk. Akkoord, die map lag effectief op mijn bank. En ja, dat was een map van aardrijkskunde. Maar ik zweer op het hoofd van mijn ongeboren kinderen dat het mij stoemelings is overkomen. Als ik wil spieken, heb ik daar een veel elegantere methode voor.
Die methode kwam bijvoorbeeld veelvuldig van pas bij Latijn. Zoals u kunt vaststellen waren de cijfers voor dagelijks werk daarvoor best te pruimen. Dat was omdat die toetsen meestal gingen over tien nieuwe woordjes die dagelijks moesten ingestudeerd worden. Onbegonnen werk voor iemand met mijn bescheiden capaciteiten. Bij wijze van geheugensteuntje zag ik mij dus genoodzaakt om mijn rechterbeen als medium aan te wenden voor tijdelijke gegevensopslag. Zeer effectief bij het permanent dragen van korte broeken, en vermits er van beenhaar toen amper sprake was, schreef dat nog vlot ook!
Helaas was deze methode minder van toepassing bij examens. Het valt immers zwaar om hele vertalingen van Latijnse teksten over te brengen op een onvolgroeid, menselijk lichaam. De resultaten over drie examenperiodes liepen dan ook pijnlijk parallel met de motivatie: van 76% over 65%, om af te tikken op 40%. In de statistiek spreek men wel eens van een neerwaartse tendens.
Examenresultaten waren wel eens vaker onderwerp van uiteenlopende interpretatie. Nooit werd er dat eerste jaar in het rood gegaan voor een examen, maar blijkbaar is 5/10 al niet meer genoeg. Vooral het lage cijfer van godsdienst deed sommigen vrezen voor mijn zielenheil. Algemeen werd een gemiddelde onder de 70% toen trouwens nog als een ramp gezien, omdat de leerling volgens kromme PMS-statistieken elk jaar een paar procenten verliest.
Te midden van deze moral panic, vergeet men echter wel dat briljante cijfer voor Muzikale Opvoeding, met een uitschieter van 96% met Pasen! Met dank aan mijn feilloze falsetstem.
Een positieve noot dus om af te sluiten, die echter doet vermoeden dat er op vele vlakken nog ruimte is voor verdere regressie. En die kwam er in het tweede jaar. Maar dat is voor een volgende aflevering.